3 Attitudegesprek

Deze opdracht is een uitvoerige versie van oefening 4 van 4.11 uit het boek.

Houd een attitudegesprek met iemand die een baan heeft of vrijwilligerswerk doet en die je niet al te goed kent (een gesprek met een bekende kan moeilijker zijn). Ook is het mogelijk om een andere activiteit te nemen: een hobby, een vakantie of een zorgtaak. Kies wel een bezigheid van de ander. Een gesprek over wat iemand vindt van een politieke of ethische kwestie of van iets dat te maken heeft met kunst of cultuur is soms moeilijker en levert dus minder leereffect op.

Je wilt te weten komen wat de ander van zijn werk vindt. Een mogelijkheid is dat je begint met te vragen wat hij doet, maar dat blijft dus maar een ondergeschikt onderdeel van het gesprek. Kondig altijd bij de beginzin van het gesprek het hoofddoel aan. Er zijn twee manieren om het gesprek te openen. Kies uit:

  • Wat vind je van je werk?
  • Ik wil weten wat je van je werk vindt. Kun je eerst kort vertellen wat je werk inhoudt?
     

Maak een opname van het gesprek. Leg uit dat het de bedoeling is dat jij een verslag maakt en dat enkele anderen de opname kunnen beluisteren. Hiervoor vraag je vooraf toestemming.

In je openingsvraag noem je het doel. Je vraagt door op de antwoorden van de ander en vat die samen. Op het eind geef je een slotsamenvatting.

Daarna vraag je hoe de gesprekspartner vond dat jij het gesprek voerde. Vraag door tot je een duidelijk en volledig antwoord hebt en vat dat op het eind ook samen.

 

Je maakt een verslag van het gesprek. Zet op het verslag je naam, de datum en ‘attitudegesprek’. Als je deze opdracht doet in het kader van een opleiding, noteer dan ook de naam van de docent.

Houd in het verslag onderstaande indeling aan.

Vermeld bij benadering hoeveel minuten het gesprek heeft geduurd en hoeveel minuten van het gesprek je hebt uitgetypt.