2 Het gesprek

Elk gesprek is uniek.

 

2.1

Maak een lijstje van welke gesprekken je de laatste 24 uur hebt gevoerd.

  • Met wie was dat?
  • Welk onderwerp kwamen aan de orde?
  • Als er soms meer onderwerpen aan de orde kwamen, noem die dan van één van de gesprekken. Was er verband tussen die onderwerpen?
  • Voor zover je nog kunt nagaan: wie begon in dat gesprek met nieuwe onderwerpen?
2.2

Heb je de afgelopen tijd ook een gesprek gevoerd met iemand die beroepshalve met jou het gesprek voerde?
Het gaat dus niet om een gesprek met familie of vrienden, maar om een gesprek met iemand die vanuit zijn taak een gesprek voert met jou. Denk aan een arts, een persoon achter een loket, een medewerker van een bedrijf, een verkoper, een leraar, een sportcoach, etc. Heb je de afgelopen week niet met een dergelijke 'professional' een gesprek gehad, let er dan de komende week eens op of je wel zo iemand tegenkomt.

  • Wat was het doel van het gesprek?
  • Is dat doel gehaald?
  • Wat deed de ander in het gesprek?
  • Wat heb jij gedaan?
  • Hoe kijk je erop terug?
2.3

Als jij een (bij)baan hebt of een taak in een club, vereniging of buurt, voer je dan ook gesprekken met anderen vanuit die taak?

  • Heb je aanwijzingen gehad hoe je die gesprekken het beste kunt voeren? Welke zijn dat?
  • Kies eens één recent gesprek uit en schrijf op wat goed ging in dat gesprek en wat beter kon.